nog het een of ander om mijn 'betoog' te bekrachtigen, stuk txt, komt 'ergens' vandaan waar ik de exacte bron niet meer van kan herleiden...maar hier heb ik nog een alternatieve bron;
http://www.xs4all.nl/~kiel0/radioactieve_datering.htm
Radioactieve methoden kloppen niet omdat van de volgende vooronderstellingen wordt uitgegaan:
(1) dat alle in een gesteente gevonden radiogene isotoop inderdaad uit primaire isotoop ontstaan is en niet al voor een deel in het oorspronkelijk gesteente aanwezig was; en (2) dat de snelheid van het radioaktieve afbraakproces vroeger dezelfde was als nu.
Wat komt hiervan uit de Bijbel?
Bijna zonder uitzondering heeft fossiel organisch materiaal een C-14/C-12 concentratie. Na 100.000 of meer jaar (vaak miljoenen jaren) zou er geen C-14 meer over moeten zijn. Toch zit het erin. Uitgebreide analyse is er gedaan om te kijken of er teruglek uit de omgeving in het materiaal gebeurt is. De conclusie is dat dit niet in grote mate het geval is. De methode die daarbij onder andere gehanteerd wordt is dezelfde als R.C. Wiens beschrijft met de argon-argon methode: door langzaam verhitten laat teruggelekt C-14 en C-12 het eerst los. De laatste fractie komt van echt opgeslagen C-14. Oud materiaal lijkt geologisch recent te zijn! en wat sterker is, vele fossielen uit verschillende lagen, onderling miljoenen jaren schelend lijken allemaal ongeveer even oud te zijn. Als je het artikel onbevangen durft te lezen is het heel overtuigend. R.C. Wiens zal waarschijnlijk zeggen: zo’n methode mag je niet gebruiken voor iets dat heel oud is. Het is maar hoe je er tegen aankijkt. Ik kan ook zeggen: lange halveringstijd methodes mag je niet gebruiken voor een jonge aarde. Wie heeft er gelijk?
De Rubidium/Strontium methode werkt volgens het principe dat dochter product strontium gewoon oorspronkelijk aanwezig is, maar dat de isotopen verhouding van Strontium in het begin vanwege goede menging van het lava een natuurlijke constante waarde had, en dat later door verval van Rb-87 er meer Sr-87 bij komt. Door samples te nemen met verschillende Rb – concentraties kun je heel slim de oorspronkelijke concentraties bepalen en dus de absolute ouderdom van het gesteente. De Uranium-Lood methode werkt in principe op dezelfde manier, maar is zeer onbetrouwbaar, zoals R.C. Wiens toegeeft
Een heel precies onderzoek van het ICR toont aan dat Lood en Uranium makkelijk verhuizen in gesteente en zinloze dateringen voor aardlagen geven.
Radioactieve dateringsmethoden:
a) kunnen niet gebruikt worden om sediment lagen te dateren. De triomf dat in een laboratorium meerdere methoden een constant getal opleveren, staat in contrast met de vele keren dat een monster geherdateerd moet worden, omdat de resultaten niet overeenstemmen met de verwachting van de veldonderzoekers. Dit is de indruk die ik niet zelf verzin, maar die eerlijk vermeld wordt door evolutionistische onderzoekers, zoals ik bijvoorbeeld lees in het boek: De evolutie van de mens, uitgave van Natuur en Techniek ISBN 90 0157 20 9. Op blz 69 van dit boek wordt bijvoorbeeld uitgelegd dat de K-Ar methode bij sediment niet werkt. In dit boek wordt op blz 156 de methode fission track- datering uitgelegd, die uitgaat van het tellen van de kr asjes die splijting van U-238 veroorzaakt. Deze methode levert bij gesmolten beginsituatie (mens: aardewerk, glas, brandlagen) een interessante klok op, die echt op nul is gezet. Helaas staan er in dit boek geen resultaten. Helaas heeft ook Dr Roger C. Wiens het niet over deze methode.
b ) Hebben te maken met een schijnbare ouderdom.
c) Zijn te verdelen in korte tijden methoden (tot 100.000 jaar terug) , die prima naast alternatieve methoden gelegd kunnen worden, en in lange tijden methoden, die vanwege hun halfwaarde tijd van miljoenen tot miljarden jaren, altijd getallen opleveren van ouderdom in die zelfde orde van grootte. Als je recent vulkanisch gesteente dateert met deze laatste methode, dan kun je gezien de meetfouten nooit een leeftijd van 100 jaar oud ver kr ijgen, maar standaard een paar miljoen jaar. Vergeleken met 3,6 miljard jaar halveringtijd (Uranium-Lood) is een miljoen jaar minder dan 0,1%. Als ik dan nog geen eens kijk naar de onzuiverheden in de samples, maar gewoon wijs op het feit dat 5% meetfout in de wetenschap een zeer normale waarde is, dan is de conclusie duidelijk.
5) Er hebben catastrofes plaatsgevonden die invloed hebben op sedimentlagen, magnetische omkering en eventueel tempo van radioactief verval.
De uranium methode:
Net zoals bij de C-14-methode is de oorspronkelijke hoeveelheid uranium niet gekend en is het mogelijk dat de vervalsnelheid veranderlijk geweest is. Maar wat meer is, is het feit dat geen enkel systeem in de natuur gesloten is. Enerzijds wordt uranium in een gesteente gemakkelijk door water weggespoeld. Anderzijds neemt gewoon lood gemakkelijk kleine deeltjes (vrije neutronen) op van de omliggende rotsen zodat het bijzondere lood ontstaat dat van uranium afkomstig is. Door het wegspoelen van uranium en het veranderen van lood lijkt het dat er veel uranium is uiteengevallen en dat de rotsen dus heel oud zijn.
Voorbeelden:
De kalium-argonmethode en de rubidium-strontiummethode worden geijkt op de uranium-loodmethode en zijn dus even onbetrouwbaar. Zo leverde modern vulkanisch gesteente, in 1801 gevormd bij Hawaï, met de kalium-argonmethode een ouderdom op van meer dan 1 miljard jaar.
Hersenbrekertjes:
Jaarlijks valt op de aarde 14 miljoen ton kosmisch stof. Dit stof bevat 2,5 % nikkel. Jaarlijks komt dus ongeveer 350.000 ton nikkel op de aarde terecht. Wanneer we aannemen dat al dat stof door de rivieren naar de oceanen gebracht wordt en wanneer we weten dat de oceanen ongeveer 3.300 miljoen ton nikkel bevatten, komen we op een ouderdom van de aarde van 9000 jaren.
Bij het uiteenvallen van uranium tot lood wordt helium gevormd. Dit helium ontsnapt na verloop van tijd uit het gesteente waarin het is ontstaan en komt zo in de atmosfeer terecht. Maar de hoeveelheid helium in de atmosfeer is zo klein, dat dit kan zijn ontstaan in amper een paar duizend jaar. Indien het uiteenvallen van uranium al 5 miljard jaar bezig zou zijn, dan zou er 100.000 maal zoveel helium in de atmosfeer aanwezig moeten zijn.
Aangezien de maan ontstaan zou zijn uit dezelfde oermassa en op hetzelfde moment als de aarde, loont het de moeite na te gaan hoe oud de maan is. Eind jaren 60 hebben de Amerikanen dit onderzocht en kwamen ze tot verrassende vaststellingen.
Geleerden hadden berekend dat per jaar meer dan een miljoen ton stof uit de ruimte op de maan valt. In de waan dat de maan 5 miljard jaar oud was, verwachtten ze een stoflaag van vele meters dik. Uit voorzorg werden zelfs grote platte schotels onder de poten van de maanlander geplaatst opdat hij niet al te ver in het stof zou wegzakken. Tot hun grote verbazing troffen ze op het maanoppervlak slechts één centimeter kosmisch stof aan!
De rotatiesnelheid van de aarde neemt gestadig af. Indien de aarde miljarden jaren oud zou zijn, zou de aardrotatiesnelheid vroeger zo hoog zijn geweest dat alle land bij de evenaar zou terechtgekomen zijn in een 10 km hoge wal.
Het is een feit – hoewel niet algemeen gepubliceerd – dat het aardmagnetisch veld tamelijk snel aan het vervallen is. Sinds 1835 zijn gegevens bekend over het magnetisch veld van de aarde. Uit deze gegevens kan men afleiden dat het aardmagnetisme elke 1400 jaar halveert. 10.000 jaar geleden moet het magnetisch veld van de aarde even sterk geweest zijn als van een ‘magnetische ster’. Een aarde die ouder is dan 20.000 jaar is onmogelijk aangezien de energie, gepaard gaande met het aardmagnetisme, zo groot zou zijn dat de aardkern gewoonweg niet bij elkaar zou hebben kunnen blijven.
Tegen deze feiten werpen evolutionisten hun ‘dynamohypothese’ op. In de aardkern zou een dynamo zijn die elektrische stromen opwekt, nodig om het magnetisme te bekrachtigen gedurende meer dan 4,5 miljard jaar. Ten eerste moet men zich realiseren dat er geen mechanisme bekend is dat de elektrische stroom zou kunnen opwekken in de dynamohypothese. Ten tweede is het zo dat er geen echt bewijs is dat de dynamo bestaat.