Wanneer ik de deur uit loop zie ik hem daar al staan.
Daar, 200 meter verder, op de hoek, aan de overkant van de straat, daar staat hij, knap als hij is en ik weet me geen houding te geven.
Wat lijken deze paar meters opeens lang te duren, veel langer dan normaal.
Ik lach, Ik kijk naar hem, naar de stoep of naar de mensen om me heen. Ik kijk naar hem, hij kijkt terug. We zwaaien niet en met slechts een zebrapad tussen ons in zeggen we ook niets.
Ik sta bij het stoplicht. Een rood stoplicht dat natuurlijk weer veel langer dan anders op rood lijkt te staan, hoe had het ook anders gekund?!
Ik kijk naar hem en probeer tegelijkertijd een mogelijkheid te vinden eerder over te steken, die er natuurlijk niet komt.
Geen zoen. Onze begroeting is zo simpel als ons afscheid de dag ervoor.
We lopen zelfs, nee zelfs niet hand in hand wanneer we door de binnenstad lopen op zoek naar 'kunst'. Of in elk geval iets om die lege muren van hem te vullen. Ik ken zijn smaak niet, heb zijn huis nog nooit gezien, maar dat doet er niet toe.
"modern" zegt hij. "strak en kleurrijk" moet het zijn.
We lopen veel te dure galerietjes af en wandelen goedkope posterwinkels binnen.
Alsof we al echt bij elkaar horen, als een stel, bekijken we posters, bladeren we door boeken, maar ook als stel worden wij aangesproken wanneer hij ergens naar vraagt of advies wil.
Ook de artotheek hebben we bezocht, maar wanneer we daar uitlopen zegt hij vastbesloten: "We houden het voor gezien vandaag, die zogenaamde kunst" en hij sleept me mee een tram in.
Ik heb geen idee welke het was en vraag hem dus waar we naartoe gaan. "dat zul je vanzelf wel merken" zegt hij en pakt mijn hand nog wat steviger vast. Sinds we de tram in zijn gestapt en een plekje hebben kunnen vinden om te zitten heeft hij mijn hand nog niet losgelaten.
Gelukkig!