Column van Martin Bril @ de Volkskrant 14-1-2008
SPEED
Onderweg naar nergens hoorde ik op de autoradio dat het speedgebruik onder jongeren op het platteland explosief is toegenomen. Een deskundige lichtte het toe en de regering zal binnenkort met strenge maatregelen komen. De redaktie van het programma had ook een jonge speedfreak op weten sporen, maar die kwam niet uit zijn woorden.
Jammer.
Daarna was ik vrolijk, en dat verdient analyse. Sommige dingen verwacht je niet. Dat het speedgebruik ooit weer zou toenemen, is duidelijk zoiets. Sterker nog: het hele fenomeen speed was ik vergeten. Maar het bestaat dus nog. Ik weet niet zeker of dat goed nieuws is, maar zo'n beetje alles waartegen dit kabinet maatregelen gaat nemen, beschouw ik stiekem als iets dat gekoesterd moet worden, om niet te zeggen: aangemoedigd.
Als we van hogerhand verplicht worden drie keer daags alle deurklinken in huis te reiningen en regelmatig de neus te snuiten, om de kans op een griepepidemie en daarmee een dip in de economie te verkleinen, heb ik de neiging om naar griep te verlangen. Als minister Klink de electrische sigaret wil verbieden, ga ik onmiddellijk electrisch roken. Ja, mijn hekel aan dit kabinet zit diep en ook dat verdient een analyse, zij het op een ander moment.
Speed.
Ooit ben ik in de ban geweest van deze drug, dat durf ik best te zeggen. Speed was beter dan hash en weed, dat was voor slome duikelaars en dromers, goedkoper dan cocaine, stoerder dan heroine (de ultieme drug voor losers) en XTC bestond in die tijd nog niet. Speed was de dope van jongens die door wilden gaan, niet eens zozeer met feesten als wel met werken, of leven in de breedste zin van het woord. Slapen was een burgermansding - dat deed je maar als je oud en getrouwd was. Tot die tijd moest je wakker blijven. De nacht was zo mogelijk nog mooier dan de dag. Hoe sneller je leefde, hoe meer je meemaakte.
Romantiek.
Ik betrok de middelen bij twee jongens die op de verdieping in de Weteringdwarsstraat woonden. Het waren jonge gasten die van het eiland Texel kwamen, lijkbleke, uitgemergelde jongens die diep in de punk zaten, inclusief hanekammen, legerkistjes, veiligheidsspelden en leren jassen. En dit halverwege de jaren tachtig, toen punk al lang en breed voorbij was. Maar daar hadden mijn jongens lak aan, zoals ze dus overal lak aan hadden, of schijt, zoals het toen heette. De leider van het stel heette overigens Edward. In wezen was hij een nette jongen, en ik denk dat hij goed is terecht gekomen. Vermoedelijk op een accountantskantoor, want hij kon goed wegen en rekenen.
Speed diende gesnoven te worden, en dat betekende dat de gebruiker een aantal hulpstukken bij zich diende te hebben. Een scheermesje, om de klonterige witte of roze korrels tot snuifbaar poeder te versnijden, een handspiegel om dit karweitje op te klaren en een buisje, rietje of opgerold tientje om de boel door naar binnen te snuiven. Het klooien met die spullen was de helft van de lol.
Na het snuiven begon de speed zijn zegenende werk te doen in de vorm van hartkloppingen, koude handen, een droge mond, een onstilbare dorst, tandenknarsen en brandende ogen. Honger had je niet meer, en je kon krankzinnig focussen op de idiootste dingen, zeg het strikken van een veter, het schrijven van een gedicht of het afstrijken van een lucifer. Goede gesprekken konden uren duren, en kilometerslange, nachtelijke wandelingen in marstempo hoorden er helemaal bij.
Het is lang geleden, inmiddels. Maar toen ik dat bericht op de radio hoorde, kreeg ik er onmiddellijk heimwee naar. Het ging nergens over, toen, maar wat was het mooi. Zulke tijden gun ik iedereen.